Wetsvoorstel doorstroming huurmarkt

Wetsvoorstel doorstroming huurmarkt

Een meerderheid van de tweede kamer heeft op 9 februari 2016 ingestemd met het wetsvoorstel doorstroming huurmarkt. Dit wetsvoorstel bevat een aantal belangrijke onderwerpen, zoals meer mogelijkheden voor tijdelijke verhuur van woonruimten, maatregelen om scheef wonen te beperken en het stellen van limieten aan huursomstijgingen.

Tijdelijke verhuur woonruimten

Een verhuurder van een woonruimte kan volgens de huidige wetgeving slechts een tijdelijk huurcontract  beëindigen op de in de wet genoemde gronden. De verhuurder kan nu een tijdelijk contract met een huurder beëindigen als hij de woonruimte beschikbaar wil stellen voor een oudere, een gehandicapte of een student. Het wetsvoorstel breidt deze doelgroep uit met promovendi, grote gezinnen (acht of meer gezinsleden) en jongeren (18 tot 28 jaar). Verder biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten voor zelfstandige woningen aan te gaan voor maximaal één jaar en voor onzelfstandige woningen (kamers) voor maximaal  vijf jaar. Een zelfstandige woning is een woning met een eigen toegang waarbij de wezenlijke voorzieningen zich niet buiten de woning bevinden. Deze regels moeten tijdelijke verhuur stimuleren.

Maatregelen tegen scheef wonen

Woningcorporaties mogen bij huishoudens met een jaarlijks inkomen boven de toewijzingsgrens voor de sociale huur (€ 39.874,-) een maximale huurverhoging doorvoeren van inflatie plus 4% in plaats van inflatie plus 2,5%. Deze maatregel geldt niet voor gepensioneerden met een jaarlijks inkomen boven de toewijzingsgrens. Het kabinet hoopt hierdoor “scheefwoners” te stimuleren om sneller door te stromen naar een woning die bij hun inkomen past. 

Limieten aan huursomstijgingen

Verhuurders mogen de huur in individuele gevallen jaarlijks verhogen met maximaal de inflatie plus 2,5%. Voor woningcorporaties geldt volgens het wetsvoorstel dat zij de huursom over hun totale bezit jaarlijks met maximaal de inflatie plus 1% mogen verhogen, de zogeheten huursomstijging. De huursomstijging geldt niet voor particuliere verhuurders. De woningcorporatie kan besluiten de huur met alleen de inflatie te verhogen indien de gehanteerde huurprijs al dichtbij de volgens het puntensysteem maximaal te vragen huurprijs ligt. Als de huurprijs juist ver beneden de prijs ligt die de woningcorporatie mag vragen volgens het puntensysteem kan de woningcorporatie bijvoorbeeld de huurprijs met inflatie plus 2,5 procent verhogen. De bedoeling van deze maatregel is meer harmonisatie van huurprijzen van gelijke woonruimten realiseren en de prijs-/kwaliteitsverhouding van woningen verbeteren.

Het kabinet streeft ernaar dit wetsvoorstel op 1 juli 2016 in werking te laten treden.

Voor vragen over huurrecht kunt u vrijblijvend contact met mij opnemen via fleur@vanoverbeekdemeyer.nl of 0570-630857.

Blog Overgangsrecht transitievergoeding

Blog Overgangsrecht transitievergoeding

Zoals u ongetwijfeld weet bent u als werkgever vanaf 1 juli 2015 wettelijk verplicht een transitievergoeding te betalen wanneer u de arbeidsovereenkomst met uw werknemer beëindigt. Deze arbeidsovereenkomst zal dan meer dan twee jaar moeten hebben geduurd.

Als u als werkgever op 1 juli 2015 gebonden bent aan afspraken in een CAO of een Sociaal Plan met de bonden geldt voor de werkgever een overgangsregeling. Er bestaat dan -theoretisch gezien- het risico dat u dubbel moet betalen. Het is immers mogelijk dat er afspraken over vergoedingen of voorzieningen zijn opgenomen in de toepasselijke CAO of het toepasselijke Sociaal Plan. Onder vergoedingen valt bijvoorbeeld een beëindigingsvergoeding. Onder voorzieningen vallen alle afspraken over om- of bijscholing, een outplacementtraject of een wachtgeldregeling.

Om te voorkomen dat u als werkgever dubbel moet betalen is een overgangsregeling opgesteld. In deze regeling is opgenomen, dat lopende afspraken die zijn gemaakt met vakbonden, zoals in een CAO en/of Sociaal Plan, waarbij geen rekening is gehouden met de transitievergoeding, vóór gaan op de transitievergoeding. Met andere woorden: u hoeft in dat geval geen transitievergoeding te betalen. Deze regeling geldt totdat deze afspraken (met de vakbonden) worden verlengd of gewijzigd en uiterlijk tot 1 juli 2016. Deze regeling geldt ook nog als de arbeidsovereenkomst eindigt op of na 1 juli 2016 met als voorwaarde dat de ontslagprocedure bij UWV of de kantonrechter is gestart vóór 1 mei 2016.

Ook rechters doen uitspraken in deze lijn. Zo heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2015 in een zaak bepaald, dat er geen transitievergoeding verschuldigd is, aangezien op basis van het overgangsrecht de CAO, in dit geval voor het primair onderwijs, voorziet in een bovenwettelijke WW-uitkering. Het is heel wel mogelijk, dat de transitievergoeding gelijk of hoger is dan de wachtgelduitkering die de werknemer zou ontvangen. In dat geval is op de werkgever -dankzij de overgangsregeling- een gunstiger financieel plaatje van toepassing.

Oproepdiensten storingmonteurs ziekenhuis

Is oproepdiensten voor storingmonteurs ziekenhuis een bereikbaarheidsdienst/aanwezigheidsdienst of consignatiedienst? That’s the question! Inleiding De werknemers en het Rode Kruis Ziekenhuis verschilden van mening hoe de

Lees meer »

Oproepdiensten storingsmonteurs ziekenhuis

Oproepdiensten storingsmonteurs ziekenhuis Is een oproepdienst voor storingsmonteurs ziekenhuis een bereikbaarheidsdienst/aanwezigheidsdienst of consignatiedienst? That’s the question! Inleiding De werknemers en het Rode Kruis Ziekenhuis verschilden

Lees meer »

Kledingvoorschrift: glimmend satijn en hoge hakken…

Kledingvoorschrift: glimmend satijn en hoge hakken...

Een secretaresse, 22 jaar, was vanaf 3 juni 2015 in dienst van een ingenieursbureau. Het was haar eerste baan. Zij moest van de directeur nauwsluitende satijnen kleding en hoge hakken dragen tijdens het werk. Zij heeft veelal aan dat kledingvoorschrift voldaan. Het kwam voor dat de directeur haar naar huis stuurde als zij geen satijnen kleding droeg. In maart 2015 heeft de directeur aangegeven niet tevreden te zijn over het functioneren van de secretaresse. Hij wilde haar nog een wel een kans geven. De secretaresse heeft hiertegen bezwaar gemaakt en zich bij de HR-manager beklaagd over het kledingvoorschrift. Vervolgens heeft zij zich ziek gemeld. Gemachtigde van de secretaresse heeft melding gemaakt van seksuele intimidatie. De werkgever heeft daarop ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht bij de kantonrechter.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsverhouding. De werkgever heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de secretaresse niet goed zou functioneren.  Het is vast komen te staan dat sprake is van seksuele intimidatie en daarmee van onderscheid naar geslacht. De werkneemster heeft voldoende duidelijk gemaakt dat de directeur verlangde dat zij nauwsluitende satijnen kleding droeg en dat dit voorschrift voor hem een seksuele connotatie had, aangezien de kleding strak moest zitten en hij hield van ‘vrouwen die glimmen’. Werkneemster heeft zich onbehaaglijk gevoeld in de kleding en schaamde zich. Dat wijst erop dat haar persoonlijke waardigheid is aangetast. Gezien het voorgaande kent de kantonrechter aan de werkneemster een vergoeding toe van € 20.000 bruto.  

Een secretaresse, 22 jaar, was vanaf 3 juni 2015 in dienst van een ingenieursbureau. Het was haar eerste baan. Zij moest van de directeur nauwsluitende satijnen kleding en hoge hakken dragen tijdens het werk. Zij heeft veelal aan dat kledingvoorschrift voldaan. Het kwam voor dat de directeur haar naar huis stuurde als zij geen satijnen kleding droeg. In maart 2015 heeft de directeur aangegeven niet tevreden te zijn over het functioneren van de secretaresse. Hij wilde haar nog een wel een kans geven. De secretaresse heeft hiertegen bezwaar gemaakt en zich bij de HR-manager beklaagd over het kledingvoorschrift. Vervolgens heeft zij zich ziek gemeld. Gemachtigde van de secretaresse heeft melding gemaakt van seksuele intimidatie. De werkgever heeft daarop ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht bij de kantonrechter. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsverhouding. De werkgever heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de secretaresse niet goed zou functioneren. Het is vast komen te staan dat sprake is van seksuele intimidatie en daarmee van onderscheid naar geslacht. De werkneemster heeft voldoende duidelijk gemaakt dat de directeur verlangde dat zij nauwsluitende satijnen kleding droeg en dat dit voorschrift voor hem een seksuele connotatie had, aangezien de kleding strak moest zitten en hij hield van ‘vrouwen die glimmen’. Werkneemster heeft zich onbehaaglijk gevoeld in de kleding en schaamde zich. Dat wijst erop dat haar persoonlijke waardigheid is aangetast. Gezien het voorgaande kent de kantonrechter aan de werkneemster een vergoeding toe van € 20.000 bruto.

Oproepdiensten storingmonteurs ziekenhuis

Is oproepdiensten voor storingmonteurs ziekenhuis een bereikbaarheidsdienst/aanwezigheidsdienst of consignatiedienst? That’s the question! Inleiding De werknemers en het Rode Kruis Ziekenhuis verschilden van mening hoe de

Lees meer »

Oproepdiensten storingsmonteurs ziekenhuis

Oproepdiensten storingsmonteurs ziekenhuis Is een oproepdienst voor storingsmonteurs ziekenhuis een bereikbaarheidsdienst/aanwezigheidsdienst of consignatiedienst? That’s the question! Inleiding De werknemers en het Rode Kruis Ziekenhuis verschilden

Lees meer »

Doorzoeken privébestanden op computer en telefoon werknemer. Schending privacy.

Doorzoeken privébestanden op computer en telefoon werknemer. Schending privacy.

In deze zaak vordert de werknemer schadevergoeding, omdat zijn werkgever inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy door zijn laptop en zijn mobiele telefoon te onderzoeken. De kantonrechter kent immateriële schadevergoeding toe van € 7.500,-, bruto hetgeen de kantonrechter, gelet op de ernst van de inbreuk van de privacy, billijk acht.

De feiten

De werkgever, een groothandel in horloges, had kort nadat de werknemer had aangegeven dat hij in dienst wilde treden bij een fabrikant van horloges -een concurrent- aan de werknemer gevraagd zijn computer achter te laten in verband met een software update. Dit verzoek was echter een excuus om de computer van de werknemer te ‘onderzoeken’. De werkgever heeft toen onder meer een privé

e-mailaccount van de werknemer geopend. Ook heeft de werkgever de telefoon van de werknemer ‘onderzocht’ en daarbij privé ‘whatsapp’ berichten geopend. 

Ontslag op staande voet

Voor werknemer gold een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden en een verbod om bedrijfsgevoelige informatie prijs te geven (geheimhoudingsbeding). 

De werkgever heeft naar aanleiding van dit onderzoek de werknemer op staande voet ontslagen, omdat uit dit onderzoek bleek dat de werknemer  vertrouwelijke informatie aan zijn nieuwe werkgever had doorgegeven en zijn nieuwe werkgever had geïntroduceerd bij zakelijke relaties van zijn werkgever.

Onrechtmatig verkregen bewijs

Onrechtmatig verkregen bewijs is bewijs dat in strijd met de voorwaarden voor rechtmatige gegevensverwerking is verkregen.

De werknemer voert in het kort geding aan, dat de handelwijze van de nieuwe werkgever jegens hem onrechtmatig is. Volgens de werknemer heeft de werkgever op zeer ernstige, flagrante en disproportionele wijze inbreuk gemaakt op de privacy van de werknemer. De werknemer  voert aan, dat de nieuwe werkgever de betreffende gegevens op onrechtmatige wijze heeft gekregen, waardoor deze gegevens niet mee mogen worden genomen bij de beoordeling van de dringende reden.

Uitspraak

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs. De werkgever heeft onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat zij een concreet vermoeden had dat de werknemer in strijd handelde met genoemde bepalingen uit de arbeidsovereenkomst (verbod op nevenwerkzaamheden en geheimhoudingsbeding). Er was sprake van een ‘fishing expedition’; het onderzoek was immers gestart daags nadat de werknemer had verteld dat hij bij zijn nieuwe werkgever in dienst wilde treden. Verder beschouwde de kantonrechter het door de werkgever gebruik maken van de WhatsApp berichten op de telefoon van de werknemer als een ontoelaatbare inbreuk op zijn privacy. Ook was van belang dat dat de werkgever de laptop onder valse voorwendselen had ingenomen. Dat het bewijs onrechtmatig is verkregen leverde de werknemer een schadevergoeding op. Onrechtmatig verkregen bewijs heeft niet tot gevolg dat de resultaten van het onderzoek buiten beschouwing wordt gelaten. De kantonrechter neemt het bewijs dus in beschouwing. Waarheidsvinding weegt zwaar. De kantonrechter oordeelde aan de hand van het (onrechtmatig verkregen) bewijs dat het ontslag op staande voet waarschijnlijk stand zal houden in de bodemprocedure.

Rechtmatig verkregen bewijs

De Hoge Raad heeft in een arrest van 27 april 2001 al bepaald aan welke eisen de werkgever moet voldoen om inbreuk op de privacy van de werknemer te mogen maken. Er moet in ieder geval sprake zijn van i) een concreet vermoeden dat onrechtmatig is gehandeld dat ii) niet op een andere minder ingrijpende wijze kan worden hard gemaakt waarbij (iii) het onderzoek zo beperkt en gericht mogelijk heeft plaatsgehad (HR 27 april 2001, JAR 2001/95, Wennekes Lederwaren). In de hierboven omschreven zaak oordeelde de kantonrechter in de lijn van dit oordeel van de Hoge Raad.

Verzwijgen detentie in verleden van verpleeghuisarts tijdens sollicitatie. Ontbinding zonder vergoeding.

Verzwijgen detentie in verleden van verpleeghuisarts tijdens sollicitatie. Ontbinding zonder vergoeding.

Sollicitatiefase

In de sollicitatiefase staan de sollicitant en werkgever tot elkaar in een pre-contractuele relatie. Dat betekent dat zij (ook) in die fase rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Dat brengt met zich mee dat op een sollicitant een informatieplicht rust met betrekking tot zaken waarvan de sollicitant weet of kan weten dat deze voor de werkgever van belang zijn alvorens een arbeidsovereenkomst aan te gaan. In de navolgende zaak gaat er iets mis in deze fase.

De feiten

De werknemer, die als arts was opgeleid in het academisch ziekenhuis in Caïro (Egypte) en een vervolgopleiding had genoten in het academisch ziekenhuis te Rotterdam, is door een specialistische arbeidsmarktintermediair binnen de zorg- en welzijnssector, voorgedragen bij een verpleeginstelling. Opmerkelijk was dat er een ‘gat’ in het CV van de werknemer was gedurende de periode van 2003 tot 2011.

Inhoud sollicitatiegesprek

Tijdens het sollicitatiegesprek met de leidinggevende van verpleeghuisartsen is gesproken over de opleiding en werkervaring van de werknemer, zijn motivatie voor de ouderenzorg en de recente ziekte van zijn moeder.

Verzwijging

De werknemer heeft op geen enkele wijze mededeling gedaan van zijn strafrechtelijke veroordeling. De verpleeginstelling heeft op haar beurt evenmin een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) of naar een mogelijk strafrechtelijke veroordeling gevraagd. De verpleeginstelling heeft evenmin navraag gedaan over het ‘gat’ in het CV.

Op een vraag per mailbericht van de intermediair over of het CV van werknemer zo klopt? reageert de werknemer niet. De werknemer had tegenover de intermediair verklaard dat hij in die jaren zijn ouders in Egypte heeft begeleid en dat zulks de reden was dat bij de werknemer belangstelling voor ouderenzorg was ontstaan. De werknemer deed voorkomen alsof hij dat in Egypte had gedaan. Later bleek dat hij deze begeleiding ‘op afstand’ vanuit zijn detentie adres had gedaan.

Strafrechtelijk verleden

De Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid heeft de verpleeginstelling erop gewezen, dat de werknemer een crimineel verleden heeft. In 2003 heeft de werknemer twee junks bereid gevonden om, tegen betaling, zijn ex-echtgenote in brand te steken. In verband daarmee is de werknemer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor een poging tot moord op zijn ex-echtgenote. De werknemer leed op dat moment aan een persoonlijkheidsstoornis en is verminderd toerekeningsvatbaar geacht.De werknemer werd omstreeks zijn indiensttreding bij de verpleeginstelling nog begeleid door de reclassering. De werknemer moest zich 1 keer per maand bij de zeer beperkt beveiligde inrichting melden.

Verweer werknemer

De werknemer heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de gesprekken met de intermediair en later de verpleeginstelling in het kader van zijn sollicitatie geen spreekplicht had met betrekking tot zijn strafrechtelijke veroordeling. Het aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag liggende handelen, lag volledig in de privé-/relationele sfeer en had volgens hem geen betrekking op zijn arts-zijn.

Beoordeling kantonrechter

In beginsel behoort een in het verleden begaan strafbaar feit, zeker in de privé sfeer, na het uitzitten van de daarvoor gegeven straf tot zijn privé domein. In dit geval is de kantonrechter van oordeel, datop de werknemer, die beoogde te gaan werken als arts in een verpleeginstelling en aan wie dan de zorg voor oudere, kwetsbare bewoners wordt toevertrouwd, zowel in het kader van de sollicitatie bij de intermediair als bij de verpleeginstelling een mededelingsplicht had en niet alleen ten aanzien van zijn detentie en het daaraan ten grondslag liggende strafbare feit, maar vooral ook met betrekking tot de destijds bij hem gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis en het daaraan verbonden oordeel dat hij toen verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht.

Natuurlijk had de verpleeginstelling er verstandiger aan gedaan ter zake van het gat in het CV van de werknemer verder door te vragen en/of een VOG aan te vragen. De verpleeginstelling is begrijpelijkerwijs van de goede trouw van de werknemer uitgegaan.
De werknemer heeft door zijn gedrag het vertrouwen van de verpleeginstelling ernstig beschadigd en de kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk zonder toekenning van een vergoeding.

 En terecht.

Aansprakelijkheid bedrijfsbureau: privacy werknemer in het geding

Aansprakelijkheid bedrijfsbureau: privacy werknemer in het geding

In deze zaak heeft de werkgever, een internationale vakorganisatie voor onderwijspersoneel, een bedrijfsrecherchebureau ingeschakeld, die wat al te enthousiast en voortvarend haar opdracht vervulde. Werknemer Wouter werd, naar later bleek, hiervan de dupe. De Rechtbank Zwolle-Lelystad tikte het recherchebureau op de vingers; zij werd aansprakelijk geacht voor de door Wouter geleden schade.     

Wat was er aan de hand?  

De vakorganisatie besloot een recherchebureau in te schakelen, toen haar bleek dat tijdens een congres in de zomer van 2007 vanaf een anoniem e-mail adres een e-mail was verstuurd aan de deelnemers van dit congres waarin de algemeen secretaris werd beschuldigd van malversaties.  

In september 2007 heeft een vergadering plaatsgevonden op het hoofdkantoor van de vakorganisatie. Tijdens deze vergadering zijn alle teamleden, waaronder Wouter, toegesproken door de algemeen secretaris over het anonieme e-mailbericht. Hij sprak over een onderzoek van de laptops van de medewerkers door een onderzoeksbureau naar de herkomst (bron, auteur en afzender) van het anonieme e-mailbericht. Naar aanleiding van deze vergadering hebben diverse medewerkers, waaronder Wouter, hun laptop ingeleverd.  

Volgens Wouter heeft de algemeen secretaris aan hem en aan de andere medewerkers toegezegd dat de laptops slechts zouden worden onderzocht op aanwezigheid van het IP-adres dat is gebruikt om het anonieme e-mailbericht te verzenden. Bestanden met een privé karakter zouden niet worden geopend, zo is aan de medewerkers meegedeeld. Wouter stelt dat hij zijn laptop slechts met het oog op een dergelijk beperkt onderzoek heeft afgegeven.  

Het recherchebureau heeft vervolgens de volledige inhoud van de harde schijf van de laptop van Wouter gekopieerd, onderzocht en de bestanden aan de vakorganisatie verstrekt. De vakorganisatie heeft hierdoor inzage gehad in het jaarboek dat Wouter op de laptop bijhield. Het jaarboek bevatte onder meer observaties over de bedrijfsvoering van de vakorganisatie, waarin diverse mogelijke wantoestanden en financiële onregelmatigheden binnen de vakorganisatie aan de orde kwamen.  

De vakorganisatie vond dat de letterlijke tekst van het anonieme e-mailbericht in het jaarboek voorkwam. De vakorganisatie kwam op basis van het onderzoek van het recherchebureau tot de conclusie, dat Wouter diegene was die het anonieme e-mailbericht had verzonden. Wouter werd gedegradeerd van senior coördinator tot coördinator en kreeg een officiële waarschuwing.  

Wouter heeft vervolgens het recherchebureau voor de rechter gedaagd op grond van een onrechtmatige daad, bestaande uit het kopiëren van de volledige inhoud van de harde schijf van zijn laptop, deze te onderzoeken en deze ter beschikking te stellen aan de vakorganisatie.  

Het recherchebureau verweerde zich tegen deze vordering door te stellen, dat Wouter zijn uitdrukkelijke toestemming had gegeven voor de verwerking van zijn gegevens door zijn laptop vrijwillig ter beschikking te stellen.     

De Rechtbank is van oordeel, dat het recherchebureau er niet vanuit had mogen gaan, dat zij toestemming van Wouter had gekregen voor het door haar gedane onderzoek.  

De Rechtbank verwijst daarbij naar art. 1 sub i van de Wet Bescherming Persoonsgegevens, die toestemming definieert als: elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt’. Bovendien is op grond van art. 8 sub a Wbp vereist dat de toestemming ondubbelzinnig is verleend.  

De Rechtbank acht het recherchebureau dan ook aansprakelijk voor de schade die Wouter heeft geleden ten gevolge van haar onrechtmatig handelen. Maar daarmee heeft Wouter zijn baan nog niet terug.

Wijziging van individuele arbeidsvoorwaarden

Wijziging van individuele arbeidsvoorwaarden

Kan dat (zomaar)? Nee! 

Een werkgever die, als er geen eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, eenzijdig de arbeidsvoorwaarden wil wijzigen, is gebonden aan de “dubbele redelijkheidtoets”.  

Van een werkgever mag worden verwacht, dat hij (als “goed werkgever”) aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een redelijk voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer. Hierbij moet worden gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de positie van de betrokken werknemer, het belang van de werknemer bij de arbeidsvoorwaarde(n) in kwestie, ingrijpendheid van het voorstel en het belang van de werkgever. 

Bij de werknemer (als “goed werknemer”) moet worden onderzocht of in alle redelijkheid gevergd kan worden, dat hij het voorstel accepteert.  

Een onderzoek van de rechtspraak leverde het beeld op, dat een werknemer een wijziging van arbeidsvoorwaarden als standplaats en taakinhoud minder makkelijk kan weigeren dan een wijziging van bijvoorbeeld de hoogte van het salaris. Van een werknemer kan tot op zekere hoogte een grote mate van flexibiliteit worden verwacht.  

Oordeel kantonrechter Nijmegen

De werkgever verzoekt de werkneemster in de lente van 2009 om, vanwege de veranderingen in de zorgsector net als de andere werknemers, (ook) avonddiensten te werken. De werkneemster weigert iedere medewerking. Ook een korte proefperiode voor werken in de avond wijst zij af. In 2010 weigert de werkneemster wederom. Na een reorganisatie in 2012 wijst de werkneemster wederom alle voorstellen voor avonddiensten af.  

De werkneemster stelt zich keer op keer op het standpunt, dat van haar niet verlangd mag worden avonddiensten te draaien, omdat in haar arbeidsovereenkomst is bepaald dat zij alleen overdag moet werken. Verder zegt zij moeilijk in slaap te komen als zij in de avonden moet werken. 

De kantonrechter is van oordeel, dat de werkgever voldoende pogingen heeft ondernomen om met de werkneemster tot overleg te komen. De voorstellen waren redelijk. Zo hoefde de werkneemster het eerste half jaar geen avonddiensten te werken. Dit om haar de tijd te geven aan het idee te wennen. Vervolgens wilde de werkgever haar drie maanden van 16:30 uur tot 20:00 uur laten werken. Gevolgd door drie maanden een dienst van 15:15 uur tot 22:00 uur. De werkneemster wees ieder voorstel af. Zij nam daarbij zelf geen initiatieven om tot een werkbare oplossing te komen. De werkneemster houdt enkel onverkort vast aan haar verworven rechten. 

De kantonrechter oordeelt dat het belang van de werkneemster niet opweegt tegen het belang van de werkgever. Zo heeft de werkneemster op geen enkele manier onderbouwd waarom zij niet kon instemmen met het draaien van avonddiensten. De enkele, niet onderbouwde, stelling dat zij moeilijk in slaap komt als zij in de avonden moet werken, is daarvoor onvoldoende. Van de werkneemster had verwacht mogen worden, aldus de kantonrechter, dat zij op zijn minst enige tijd bij wijze van proef zou proberen de avonddiensten te vervullen, zoals ook door de werkgever was voorgesteld.  

De kantonrechter merkt hierbij op, dat de werkgever bepaalt waar en wanneer een medewerker wordt ingezet. Daarbij moet de werkgever wel, voor zover dat in haar vermogen ligt, rekening houden met redelijke wensen van de medewerker.  

De kantonrechter komt vervolgens tot de conclusie, dat door de niet redelijke houding van de werkneemster de arbeidsrelatie is verstoord. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding aan de werkneemster. 

Hierboven stelde de werkneemster zich niet op als “goed werknemer”. Dit kostte haar haar baan.  

Verkeert u als werknemer of als werkgever in een soortgelijke situatie, dan adviseren wij u graag.

Voor de werkgever: Een ontslag op staande voet en dan?

Voor de werkgever: Een ontslag op staande voet en dan?

Met een ontslag op staande voet beëindigt u, als werkgever, per direct het dienstverband van de werknemer. Vanwege de verstrekkende gevolgen voor de werknemer – verlies van inkomen en verlies van aanspraak op een WW-uitkering – gelden voor een ontslag op staande voet strenge eisen. Dat leidt er vaak toe, dat het gegeven ontslag op staande voet ten overstaan van een rechter geen stand houdt, bijvoorbeeld vanwege gebrekkig ondersteunend bewijs van de dringende ontslagreden of vanwege persoonlijke omstandigheden van de werknemer.

De arbeidsovereenkomst tussen partijen blijft dan in stand. U ziet zich vervolgens geconfronteerd met een loonvordering, de plicht tot wedertewerkstelling of een vordering tot schadevergoeding van de werknemer.

Een plan B is verstandig (en handig). Als werkgever beschikt u over een aantal mogelijkheden om de ongewenste consequenties bij het in stand blijven van de arbeidsovereenkomst te beperken. Daarbij kunt u denken aan de ontbinding “voor zover vereist”, de aanvraag van een ontslagvergunning “voor zover vereist” en het (alsnog) overeenkomen van een beëindigingsovereenkomst tussen partijen. Hieronder zet ik deze mogelijkheden kort op een rij.

Ontbinding "voor zover vereist"

U verzoekt de rechter ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor het geval op enig moment mocht blijken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet door het ontslag op staande voet is beëindigd.

De rechter ontbindt voor zover vereist, bij aanwezigheid van voldoende gewichtige redenen, de arbeidsovereenkomst. Als vervolgens komt vast te staan, dat de arbeidsovereenkomst niet op de eerdere datum door het ontslag op staande voet is geëindigd, dan is de arbeidsovereenkomst in ieder geval wel geëindigd op de datum van ontbinding. De (mogelijke) loonvordering van de werknemer kan dan alleen worden toegewezen tot aan het tijdstip van de ontbinding. U beperkt zodoende de loonbetalingsverplichting. U voorkomt tevens de terugkeer van de werknemer op de werkvloer.

Oordeelt de rechter evenwel dat u een terecht ontslag op staande voet hebt gegeven, dan eindigt de arbeidsovereenkomst tussen partijen op dat tijdstip. De procedure voor zover vereist is dan verder niet meer van waarde.

Voorwaardelijke opzegging

U vraagt een ontslagvergunning aan bij het UWV WERKbedrijf voor het geval later blijkt dat de arbeidsovereenkomst door het ontslag op staande voet niet is geëindigd. Het UWV WERKbedrijf beoordeelt of de ontslagredenen dusdanig zijn dat de ontslagvergunning (voor zover vereist) moet worden verleend.

Nadat u de ontslagvergunning hebt gekregen, dient u de arbeidsovereenkomst nog op te zeggen. Vergeet dat niet. Als vervolgens komt vast te staan, dat de arbeidsovereenkomst niet op de eerdere datum door het ontslag op staande voet is geëindigd, dan is de arbeidsovereenkomst wel geëindigd tegen datum van opzegging. Mocht de rechter oordelen dat het ontslag op staande voet niet geldig was, dan kan de rechter bij de (latere) loonvordering van de werknemer door de opzegging alleen loon toewijzen tot aan het tijdstip van de opzegging van de arbeidsovereenkomst.

De procedure via het UWV WERKbedrijf is vaak tijdrovend. Een procedure via de kantonrechter verloopt sneller. De kantonprocedure kent ook een relatief lichte(re) ontslagtoets ten opzichte van de zwaardere ontslagtoets van het UWV WERKbedrijf. Daarentegen loopt u bij de ontbindingsprocedure het risico tot betaling van een ontslagvergoeding aan de werknemer. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van de zogeheten kantonrechtersformule. De vergoeding is overigens alleen verschuldigd als een rechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet geldig was en de arbeidsovereenkomst nog steeds in stand is. Het UWV Werkbedrijf mag geen ontslagvergoedingen vaststellen.

Voorwaardelijke opzegging

Dit is voor u de eenvoudigste wijze om de gevolgen van het ontslag op staande voet te beperken. U heeft de touwtjes in handen. U komt alsnog, na het ontslag op staande voet, een beëindigingsovereenkomst met de werknemer overeen. Een werknemer is al snel geneigd tot acceptatie van het beëindigingsvoorstel. De werknemer stelt hiermee namelijk zijn aanspraak op een WW-uitkering veilig. U voorkomt met de beëindigingsovereenkomst (kostbare) juridische procedures.

Resumerend

Een ontslag op staande voet kan voor u als werkgever een vervelend (kostbaar) staartje krijgen. Een plan B is geen overbodige luxe. Wij adviseren u graag.

Social media en het arbeidsrecht

Social media en het arbeidsrecht

Social media is in het dagelijks (arbeidsrechtelijke) leven niet meer weg te denken. Onlangs twitterde ik al dat grovelijk beledigen van de werkgever op Facebook een dringende reden kan vormen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op de werkgever rust dan (nog) wel de verplichting de werknemer tijdig op zijn handelen aan te spreken.

In deze bijdrage zal ik de (groeiende) intrede van social media in het arbeidsrecht bespreken. Hierbij zal ik gebruik maken van een uitspraak van het hof van Den Haag van 21 februari 2012. Daarnaast zal ik kort een aantal andere uitspraken met betrekking tot de social media aanhalen.

Feiten en omstandigheden

Werknemer is werkzaam in de functie van recruiter bij diens (thans ex-)werkgever. In de arbeidsovereenkomst van partijen is een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Werknemer treedt na een aantal arbeidsjaren, als recruiter, in dienst bij een nieuwe werkgever.

De ex-werkgever stelt zich op het standpunt dat de ex-werknemer het relatie- en het geheimhoudingsbeding niet naleeft. De ex-werkgever wijst in dat verband naar door haar overgelegde twitterberichten. Uit die berichten blijkt dat de ex-werknemer aangeeft (voor de nieuwe werkgever) op zoek te zijn naar zzp’ers op het terrein van ‘finance’.

Oordeel Hof Den Haag

Het hof oordeelt dat de ex-werknemer zich met die berichten (met betrekking tot het nakomen van het relatiebeding) op glad ijs begeeft. Echter, naar het oordeel van het hof is met die berichten geen sprake van het ‘onderhouden van zakelijke contacten’ zoals door het relatiebeding verboden. Ook niet als hierbij zogenaamde ‘volgers’ zijn betrokken. Het volgen op Twitter is een eenzijdige actie vanuit de volger en niet specifiek geïnitieerd vanuit de eigenaar van het gevolgde twitteraccount. Een uitnodiging daarvoor en een acceptatie daarvan zijn (anders dan bijvoorbeeld bij de persoonlijke accounts op Facebook of LinkedIn) niet nodig.

Het gaat volgens het hof bij een Twitterbericht/tweet, zoals hier aan de orde, in feite om een moderne vorm van adverteren gericht op gegadigden voor werk die zich (onweersproken) doorgaans bij meerdere bedrijven, zoals de oude en nieuwe werkgever, hebben ingeschreven en dus regelmatig in beide ‘kaartenbakken’ zullen zitten. Kortom: geen schending van het relatiebeding door de ex-werknemer.

Andere uitspraak Twitter

Dat iedere situatie op zichzelf staat en er in het recht altijd rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval, blijkt wel uit een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 november 2011. Ook hier betreft het uitlatingen van een (ex-)werknemer via Twitter. De rechtbank oordeelt dat de (ex-)werknemer in dit geval met benadering van relaties via Twitter het relatiebeding schendt. Belangrijk hierbij is de inhoud en bewoordingen van de twitterberichten in combinatie met e-mailberichten met zakelijke relaties. Zo blijkt uit de bewoordingen dat het niet gaat om normaal contact tussen vrienden over een nieuwe baan. Het opvragen van een cv om daarmee aan de slag te gaan wijst, volgens de rechtbank, op bemiddeling. De omstandigheid dat het getwitter tussen betrokkenen in alle openheid plaatsvond en niet heeft geleid tot een plaatsing van betrokkene doet daar niet aan af.

Andere - kort samengevat- uitspraken social media

Tot slot een tweetal andere “social media” uitspraken. De eerste uitspraak is van het hof van Amsterdam. Het hof oordeelt op 24 september 2008 dat het benaderen van werknemers van de concurrent via LinkedIn en Hyves onrechtmatig is. De tweede uitspraak is van de rechtbank Arnhem. De rechtbank oordeelt op 8 maart 2011 dat het benaderen van relaties via LinkedIn een overtreding is van het relatiebeding.

In bovengenoemde gevallen gaat het om toepassing van social media bij opsporing van (ex-)werknemers die het concurrentie-en relatiebeding schenden. Een dergelijke toepassing van het social media is evengoed denkbaar bij (valse) ziekmeldingen of bij dwaling bij het sluiten van vaststellingsovereenkomsten tussen werkgever en werknemer. Hierbij kunt u denken aan een werknemer, die bij beëindigingsonderhandelingen te kennen geeft nog geen nieuwe baan te hebben gevonden, maar op Facebook aangeeft inmiddels werkzaam te zijn bij een andere werkgever.

Naar verwachting zullen de social media arbeidszaken in de toekomst toenemen. Werkgevers hebben in ieder geval met social media een nieuw (controle)middel in handen. Vorengaande brengt wel met zich mee dat de social media voor de werknemers minder privé zijn dan gedacht.

Reorganisatie, afspiegeling én stoelendans

Reorganisatie, afspiegeling én stoelendans

Algemeen

In het kader van reorganisaties komt het voor dat functies komen te vervallen. Aan een werkgever komt een zekere mate van beleidsvrijheid toe met betrekking tot de inrichting van zijn organisatie. Een werkgever kan dus besluiten dat functies komen te vervallen en er nieuwe functies worden gecreëerd.

Een werkgever die genoodzaakt is te reorganiseren, neemt liever afscheid van zijn minder presterende dan van zijn goed presterende werknemers. Regelmatig wordt de stoelendansmethode toegepast, waarbij de werkgever functiegroepen als geheel laat vervallen en een aantal nieuwe functies creëert, waarop alle boventallige werknemers kunnen solliciteren. Op deze wijze kan de werkgever selecteren op kwaliteit en zet hij de afspiegelingsmethode, die normaliter leidend is bij het bepalen van de ontslagvolgorde bij reorganisatie, buitenspel. 

Afspiegeling

Uitgangspunt bij het bepalen van de ontslagvolgorde is het afspiegelingsbeginsel, toegepast binnen een categorie uitwisselbare functies. Uitwisselbare functies zijn functies die naar functie-inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Binnen een categorie uitwisselbare functies wordt de personeelsinkrimping vervolgens zo over de leeftijdsgroepen verdeeld dat de leeftijdsopbouw vóór en ná de inkrimping verhoudingsgewijs zo veel mogelijk gelijk is. Het doel is dat op een zo objectieve wijze wordt bepaald wie er moet afvloeien. Het functioneren van de individuele werknemers speelt geen rol en weegt niet mee. 

Bij gebrek aan uitwisselbare functies (dus bij unieke functies die door één werknemer worden bekleed) of bij het vervallen van een gehele categorie uitwisselbare functies, kom je evenwel aan het afspiegelingsbeginsel niet toe. Immers, alle functie binnen de functiecategorie worden opgeheven en alle daarin werkzame personen komen voor afvloeien in aanmerking.

Stoelendansmethode

Dat is de bedoeling van de stoelendansmethode waarbij na verval van alle functie(s) in een categorie nieuwe functies worden gecreëerd waarop de werknemers, van wie de functie is vervallen en die in beginsel zullen afvloeien, kunnen solliciteren. Aldus heeft de werkgever een zeker mate van vrijheid bij de selectie voor de nieuwe functie. 

De werkgever moet in een dergelijke situatie aannemelijk maken dat de nieuwe functie in voldoende mate verschilt van de vervallen functie, en dat deze functies (de oude en de nieuw gecreëerde) dus niet uitwisselbaar zijn.

Doorstaat een nieuwe functie de toets van niet-uitwisselbaarheid en wordt dus aan het afspiegelingsbeginsel niet toegekomen, dan toetst de rechter (of het UWV) “alleen” de bedrijfseconomische redenen en de herplaatsinginspanningen. 

Herplaatsing

Bij herplaatsing is het begrip ‘passende functie’ leidend in plaats van uitwisselbare functie. Van belang is dat het bij uitwisselbare functies gaat om de functie en dus niet om de werknemer, maar dat bij passende functies juist de subjectieve, persoonlijke mogelijkheden van de werknemer van belang zijn. Een niet-uitwisselbare functie kan dus wel passend zijn. Als er meerdere gegadigden zijn voor die passende functie, dan heeft de werkgever in beginsel de ruimte om de in zijn ogen meest geschikte kandidaat te selecteren. Van de werkgever mag verwacht worden dat hij zijn besluit goed toelicht en dat geen sprake is van willekeur. 

Rechtspraak

De laatste jaren zijn er nogal wat uitspraken geweest over de toelaatbaarheid van de stoelendansmethode. In verreweg de meeste gevallen staat de methode op zichzelf niet ter discussie, deze is dus toegestaan. Vaak gaat het voor de werkgever mis vanwege de uitwisselbaarheid van de oude en de nieuwe functies of een onzorgvuldige selectieprocedure.

Een goede motivering van de keuze voor de stoelendans is noodzakelijk. Gewaakt wordt tegen misbruik in de reorganisatieplannen. Daarnaast moet het te hanteren selectiesysteem zo inzichtelijk en objectief mogelijk zijn, liefst met accordering bonden en/of or, waarbij tevens assessment een rol kan spelen. 

De kantonrechter te Almelo (augustus 2010) stelt dat een reorganisatie geen kwaliteitsselectie mag zijn, tenzij sprake is van een serieuze nieuwe functie met navenant hoger salaris en meer verantwoordelijkheden. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af nu sprake lijkt te zijn van uitwisselbaarheid van de functies.

Resumerend: De rechterlijke uitspraken laten zien dat de stoelendansmethode toelaatbaar is, maar dat hoge eisen aan de zorgvuldigheid van de werkgever worden gesteld. Van groot belang is dat goed inzichtelijk is en beargumenteerd wordt dat de oude en nieuwe functies niet uitwisselbaar zijn (en dus inhoudelijk en arbeidsvoorwaardelijk voldoende van elkaar verschillen). Dan wordt aan het afspiegelingsbeginsel niet toegekomen. De werkgever moet zich nog wel voldoende inspannen voor herplaatsing in een passende functie en een daarbij zo objectief en zorgvuldig mogelijk selectiesysteem toepassen. Het is raadzaam om een extern assessmentbureau in te schakelen om de geschiktheid van de werknemers voor de nieuwe functies vast te stellen.