Marathonloper

Marathonloper

Sport en recht

Naarmate het belang in de sport groter worden ontstaan meer juridische conflicten over de beoefening en organisatie ervan. Sportrecht is een samenstel van regels uit verschillende rechtsgebieden. Denk aan arbeidsrecht, aansprakelijkheidsrecht, verenigingsrecht of intellectueel eigendomsrecht.

Marathonloper

Een zaak waarin het arbeidsrecht concreet van toepassing was ging om de marathon lopende zieke werknemer met knieklachten die door zijn werkgever op staande voet was ontslagen. De werknemer had vanaf zijn ziekmelding en gedurende de re-integratieperiode gemiddeld twee keer per maand mee gedaan aan hardloopwedstrijden van minimaal 10 kilometer waaronder zes halve marathons en twee hele marathons. Dat bleek uit een op internet gepubliceerde individuele scoringslijst.

Re-integratie

De werkgever heeft als dringende reden aangevoerd dat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen heeft geschonden. Werknemer had nagelaten om de intensiteit van zijn hardloopactiviteiten met de bedrijfsarts te bespreken. De werknemer heeft de bedrijfsarts nooit op de hoogte gebracht van de mate van sportbeoefening.

Maatstaf

Of het uitvoeren van deze fysiek belastende activiteiten het ontslag op staande voet rechtvaardigt, hangt af van de vraag in hoeverre deze activiteiten de door de werkgever bekostigde re-integratie inspanningen heeft belemmerd.

De re-integratiecoach heeft in het re-integratieverslag melding gemaakt van het feit dat het lopen van marathons tegenstrijdig is met de melding van werknemer dat het onmogelijk is om te werken wegens diverse pijnklachten. Beelden tonen hoe werknemer verbouwingswerkzaamheden aan zijn woning verricht waarbij hij soepel op een steiger beweegt en allerlei bewegingen maakt waarvoor hij volgens de functionele mogelijkhedenlijst (FML) beperkt is.

Oordeel rechter kort geding

Werknemer stelt zich op het standpunt dat het gegeven ontslag op staande voet niet terecht is gegeven en vordert in kort geding tewerkstelling en hervatting van de loonbetalingen. De kort geding rechter moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure zodanig kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing in kort geding al gerechtvaardigd is. De rechter in kort geding oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven omdat werknemer zijn herstel belemmerde.

Bodemrechter

De werknemer gaat naar de bodemrechter. In de bodemprocedure oordeelt de rechter  anders: teneinde de vraag te (kunnen) beantwoorden of de werknemer door deel te nemen aan hardloopwedstrijden en werkzaamheden te verrichten aan zijn woning zijn re-integratie heeft belemmerd, is een medisch oordeel van een deskundige noodzakelijk. De werkgever heeft zonder overleg met de bedrijfsarts de conclusie getrokken dat de hardloopactiviteiten van werknemer en de kluswerkzaamheden aan zijn woning zijn re-integratie hebben belemmerd én ertoe hebben geleid dat hij langer arbeidsongeschikt is gebleven. Het is echter aan het UWV of de bedrijfsarts om te beoordelen in welke mate een werknemer arbeidsongeschikt is en waartoe hij in staat is. Gelet op het ingrijpende karakter van een ontslag op staande voet had het op de weg van werkgever gelegen eerst in overleg te treden met de bedrijfsarts.

Dit artikel is geschreven door mr. Adriaan van Overbeek de Meyer

Kijk uit met aanmaken WhatsApp-groep!

Kijk uit met aanmaken WhatsApp-groep!

Het aanmaken van een WhatsApp groep als werknemer is niet vrijblijvend als er een geheimhoudingbeding in het spel is. De Rechtbank Gelderland heeft een boete van € 7.000,- opgelegd aan een werknemer, die met het aanmaken van een WhatsApp-groep zijn geheimhoudingsverplichting schond. 

Deze zaak gaat over een werknemer, waarvan de arbeidsovereenkomst in gezamenlijk overleg op grond van een vaststellingsovereenkomst is geëindigd. Het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst bleef van kracht. De werknemer was verplicht alle bijzonderheden werkgevers zaak betreffende of daarmee verband houdende geheim te houden. Dit beding was dus ruim geformuleerd.

Na een aantal maanden treedt de werknemer in dienst bij een bedrijf, die in dezelfde branche, land- en tuinbouw werkzaam is. De werknemer ontvangt van zijn nieuwe werkgever een nieuwe mobiele telefoon, die hij vier dagen na zijn indiensttreding vult met een nieuwe WhatsApp-groep. Deze WA-groep, die de werknemer heeft gemaakt toen hij in een pauze zat ‘te klooien’, was zichtbaar voor een groep van 135 deelnemers. Deze deelnemers omvatten klanten van zijn oude werkgever, oud-collega’s van deze werkgever, nieuwe collega’s en personen uit zijn privékring.

De oud werkgever komt het bestaan van deze WA-groep ter ore en neemt geen genoegen met deze gang van zaken. Kennelijk is er bij een WA-deelnemer een belletje gaan rinkelen. De zaak komt voor de rechter. De kantonrechter oordeelt dat een verzameling van data, zoals namen en/of logo’s in combinatie met telefoonnummers van klanten van de oude werkgever heeft te gelden als een ’bijzonderheid’ zoals genoemd in het geheimhoudingsbeding. Deze informatie is gevoelig en is met het aanmaken van de WA-groep op straat gekomen. Het verweer van de werknemer dat de groep niet actief wordt gebruikt en/of de deelnemers inmiddels de groep hebben verlaten mag niet baten. Relevant is dat de verzameling van gegevens zichtbaar is geworden voor de groep van 135 deelnemers.

De oud werkgever heeft met succes naar voren gebracht dat het gegeven dat (enkel) een dergelijke dataverzameling, die zijn bedrijfsvoering aangaat en voor derden tot oneindig beschikbaar is voor hem schadelijk is. Dat is voor de rechter de reden geweest om te oordelen dat de boete verschuldigd is. Niet is komen vast te staan of door het bestaan van de WA-groep de oude werkgever daadwerkelijk financieel heeft gedupeerd. De rechter heeft de boete van € 25.000,- gematigd naar € 7.000,-, omdat de werknemer een gezin te onderhouden heeft, zodat het bezwaarlijk voor hem is de volledige boete te betalen.

Geheimhouding strekt verder dan je op het eerste gezicht zou denken.

Dit artikel is geschreven door mr. Brigitte Siesling

Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) – Ketenregeling: van 24 naar 36 maanden

Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) - Ketenregeling: van 24 naar 36 maanden

De huidige wetgeving bepaalt dat vanaf de dag dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden is overschreden er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een werknemer met opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd krijgt dus na 24 maanden automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De WAB wijzigt de periode van 24 maanden naar 36 maanden.

De bepaling dat als meer dan drie arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd de vierde een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt, blijft ongewijzigd.

Bij cao kan de periode van 36 maanden worden verlengd naar 48 maanden en kan het aantal overeenkomsten van drie worden verhoogd naar zes. Deze verlenging en/of verhoging is slechts mogelijk als de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging en/of verhoging vereist, bijvoorbeeld in het geval van uitzendovereenkomsten. 

De tussenpoos van zes maanden kan bij cao worden verkort naar drie maanden als sprake is van functies die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar worden uitgevoerd en die niet uitsluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend. Voorbeelden zijn functies in de theaterbranche of sportclubs, omdat zij bepaalde seizoenen gesloten zijn.

De nieuwe ketenregeling heeft per 1 januari 2020 onmiddellijke werking. Op een arbeidsovereenkomst die eindigt op of na 1 januari 2020 is een ketenbepaling van drie jaar van toepassing is, ook al is de arbeidsovereenkomst aangegaan vóór 1 januari 2020.

Heeft u vragen over de WAB? Wij helpen u graag. U kunt ons vrijblijvend bellen op 0570-630857.

Dit artikel is geschreven door mr. Fleur Havers

Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) – Nieuwe ontslaggrond: mix it!

Nieuwe ontslaggrond: mix it!

De huidige wetgeving kent de volgende acht ontslaggronden:

  • Bedrijfseconomische redenen
  • Langdurige ziekte (104 weken)
  • Frequent verzuim met onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering
  • Disfunctioneren
  • Verwijtbaar handelen of nalaten
  • Werkweigering wegens gewetensbezwaar
  • Verstoorde arbeidsverhouding
  • Andere zodanige omstandigheden dat van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

De ontslagzaken die betrekking hebben op ontslaggronden a en b vinden plaats bij het UWV. De ontslagzaken die betrekking hebben op de overige gronden, vinden plaats bij de kantonrechter door middel van een ontbindingsverzoek.

Deze lijst is limitatief. Iedere grond moet op zichzelf voldoende zijn om de arbeidsovereenkomst te kunnen beëindigen. De WAB brengt verandering in dit cumulatieverbod.

De WAB introduceert een extra ontslaggrond waarop het ontbindingsverzoek bij de kantonrechter gebaseerd kan worden: de i-grond, ofwel de cumulatiegrond. Deze extra grond maakt het mogelijk om voornoemde ontslaggronden (c tot en met h) te mixen. De i-grond houdt in dat een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer van deze gronden voldoende is om een arbeidsovereenkomst te ontbinden, mits de omstandigheden zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voorduren.

Er moeten omstandigheden uit ten minste twee van de genoemde ontslaggronden aan de orde zijn. De rechter beoordeelt of de combinatie van omstandigheden zodanig is dat ontslag gerechtvaardigd is.

De nieuwe i-grond is direct van toepassing op alle ontbindingsverzoeken die zijn ingediend op of na de inwerkingtreding van de WAB op 1 januari 2020.

Dit artikel is geschreven door mr. Fleur Havers

Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) – Oproepovereenkomst samenvatting

Oproepovereenkomst samenvatting

In het geval sprake is van een oproepovereenkomst heeft de werknemer geen recht op loon als hij geen arbeid heeft verricht, ongeacht de reden daarvan. Als de werkgever bijvoorbeeld de werknemer niet oproept, omdat het rustig is, kan de werknemer geen aanspraak maken op loon. Werkt u met oproepkrachten? Let dan op de drie volgende belangrijke wijzigingen!

Definitie

In de praktijk is niet altijd duidelijk wanneer sprake is van een oproepovereenkomst. De WAB zorgt voor meer duidelijkheid met een definitie van een oproepovereenkomst. De WAB bepaalt dat sprake is van een oproepovereenkomst als (a) de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van ten hoogste een maand of ten hoogste een jaar (met een gelijkmatige spreiding over die tijdseenheid) of als (b) de werknemer geen recht heeft op loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht.

Oproep vier kalenderdagen vooraf

Nieuw is ook dat een werknemer met een oproepovereenkomst slechts gehoor hoeft te geven aan een oproep indien deze oproep ten minste vier kalenderdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan hem kenbaar is gemaakt. De geplande werkdag telt voor de berekening van vier kalenderdagen niet mee. Deze bekendmaking dient schriftelijk of elektronisch plaats te vinden. Het ophangen van een werkrooster is dus onvoldoende. Als de werkgever binnen de termijn van vier kalenderdagen wil schuiven met uren dan behoudt de werknemer het recht op loon over de tijdstippen van de oorspronkelijke oproep. De termijn van vier kalenderdagen kan bij cao worden verkort, maar moet minimaal 24 zijn. Een werknemer kan een te late oproep uiteraard wel vrijwillig aanvaarden.   

Aanbod vaste omvang na twaalf maanden

Ten slotte bepaalt de WAB dat de werkgever na elke twaalf maanden een aanbod moet doen voor een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren. Dat aanbod dient minimaal het gemiddelde van de uren van de afgelopen twaalf maanden te bedragen. De werkgever dient het aanbod uiterlijk een maand na deze twaalf maanden te doen. Als de werknemer het aanbod accepteert, is niet langer sprake van een oproepovereenkomst.

Dit artikel is geschreven door mr. Fleur Havers

Juridische hulplijn voor vertrouwenspersonen ongewenste omgangsvormen

Juridische hulplijn voor vertrouwenspersonen ongewenste omgangsvormen

De kernactiviteit van u als vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen is het opvangen en begeleiden van de melder van ongewenst gedrag op het werk. U begint samen met de melder naar (informele) oplossingen te zoeken. Het komt ook voor, dat een oplossing middels een gesprek of  mediation niet meer tot de mogelijkheden behoort.

De melder wil een klacht indienen en gaat daarmee een formeel traject in. Het indienen van de klacht heeft ook juridische haken en ogen. Op welke manier zal een klacht moeten worden opgesteld? Hoe moet er worden gereageerd op het verweer van de aangeklaagde? Hoe verloopt een zitting ten overstaan van de klachtencommissie? Dit zijn vragen waar u als vertrouwenspersoon tegenaan kunt lopen.

Heeft u vragen over de juridische kant die u in uw rol als vertrouwenspersoon tegenkomt? Wilt u een ‘sparring partner’ over de procedurele kant van de klachtenprocedure? Of heeft u het gevoel dat de melding of de klacht uw rol van vertrouwenspersoon overstijgt?

U kunt dan met uw vragen kosteloos bij ons terecht tijdens ons telefonisch spreekuur op dinsdag van 9.00 uur tot 11.00 uur. Wij hebben als advocaat ervaring met het begeleiden van klachten en het bijstaan van aangeklaagden. Als voorzitter van klachtencommissies beoordelen wij klachten over seksuele intimidatie, pesten en treiteren en hebben wij ook vanuit die invalshoek ervaring met ongewenst gedrag op het werk.    

Ons telefoonnummer is: 0570-630857.

Dit artikel is geschreven door Mr. Brigitte Siesling

Verhuiskostenvergoeding

Verhuiskostenvergoeding

Stel, u bent huurder van een woonruimte en uw verhuurder meldt dat hij de woonruimte die u huurt, wil renoveren, terwijl de verhuurder de huurovereenkomst niet beëindigt. De huurovereenkomst loopt dus door. U hebt in dat geval misschien recht op een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding als u de woning tijdelijk moet verlaten wegens de renovatiewerkzaamheden. De minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor huurders van zelfstandige woningen bedraagt € 5.910,-, zo volgt uit de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie.

Als aan de navolgende voorwaarden is voldaan, kunt u aanspraak maken op deze verhuiskostenvergoeding:

  1. U huurt een zelfstandige woonruimte, dat wil zeggen een woning met eigen toegang, keuken en toilet;
  2. Er is sprake van renovatie (daar valt sloop en vervangende nieuwbouw ook onder), terwijl de huurovereenkomst doorloopt,
  3. Verhuizen tijdens de renovatiewerkzaamheden is noodzakelijk;

Deze laatste voorwaarde is regelmatig onderwerp van discussie. De verhuurder stelt dat verhuizen niet noodzakelijk is en dat de huurder daarom geen recht heeft op de verhuiskostenvergoeding. De huurder stelt dat de renovatiewerkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd wanneer de huurder in de woning blijft wonen en verhuizing dus noodzakelijk is. 

In een situatie waarbij de werkzaamheden in de winter ten minste 16 werkdagen in beslag namen, alleen de slaapkamer onberoerd bleef, veel stof vrijkwam, keuken, badkamer en toilet onder handen werden genomen en het water en gas tijdelijk werd afgesloten oordeelde het Gerechtshof Amsterdam op 10 april 2010 dat de huurder recht had op de verhuiskostenvergoeding. Dat de verhuurder tijdelijke tappunten voor drinkwater in de woning had aangebracht, wisselwoningen had aangeboden met gelegenheid om te douchen, maakte dat niet anders. Het Hof overwoog dat niet van de huurder verwacht kan worden dat hij in de koudste maand van het jaar verbleef in een woning zonder adequate verwarming, terwijl hij voor zijn persoonlijke hygiëne was aangewezen op voorzieningen buiten de woning. 

De Hoge Raad heeft op 22 april 2016 nog bepaalt dat de regeling van de verhuiskosten van dwingend recht is. De huurder kan dus geen afstand doen van zijn recht op de verhuiskosten bij renovatie.

Of u aanspraak kunt maken op de verhuiskostenvergoeding is afhankelijk van de (individuele) omstandigheden van het geval. Zo kan uw gezondheid of uw gezinssituatie ook meewegen. Mocht u worden geconfronteerd met een ingrijpende renovatie van uw zelfstandige woonruimte, neemt u dan gerust contact met ons op.

Baas mag hoofddoek verbieden op de werkvloer

Baas mag hoofddoek verbieden op de werkvloer

Het Europese Hof van Justitie heeft besloten dat een werkgever zijn personeel mag verbieden om een hoofddoek of andere religieuze, filosofische of politieke symbolen te dragen. Dit werd dinsdag 14 maart 2017 bekend nadat Samira Achbita, een Belgische vrouw, in 2006 een rechtszaak had aangespannen tegen haar werkgever, een beveiligingsbedrijf. De werkgever droeg de vrouw op haar hoofddoek af te doen op de werkvloer en zij weigerde dit. Voor haar werkgever was dit een reden om haar te ontslaan. Zij betwistte haar ontslag bij de Belgische rechter

Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat bedrijven hun personeel mogen opleggen om neutrale kleding te dragen, dus kleding zonder symbolen van religieuze, filosofische en politieke stromingen.

Er is, volgens het hof, geen sprake van discriminatie als een bedrijf deze regel in een bedrijfsreglement heeft vastgelegd.
Er is wel sprake van discriminatie als deze regel niet in een bedrijfsreglement is vastgelegd en de werkgever desalniettemin zijn werknemer vraagt om neutrale kleren te dragen. Een dergelijk verbod kan daarentegen wel indirecte discriminatie vormen, wanneer vaststaat dat de daarmee vastgestelde ogenschijnlijk neutrale verplichting in feite tot gevolg heeft dat de personen die een bepaalde godsdienst aanhangen of een bepaalde overtuiging hebben bijzonder worden benadeeld. Een dergelijke indirecte discriminatie kan evenwel objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals het nastreven door de werkgever, in de relaties met zijn klanten, van een beleid van politieke, filosofische en religieuze neutraliteit, mits de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.  

De rechter heeft met deze uitspraak een keuze moeten maken tussen het recht van gelijke behandeling en het recht van een bedrijf om zijn neutraliteit en onafhankelijkheid vorm te geven.

In de praktijk kan deze regel alsnog discriminerend over komen op de werknemer, hoe neutraal het bedrijf op papier ook is. Werknemers met een bepaalde godsdienst of levensovertuiging kunnen hun geloof niet tonen op de werkvloer waar zij zich merendeel van de dag begeven. Een bedrijf moet dan wel goed kunnen uitleggen waarom het uitstralen van neutraliteit zo belangrijk is.

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling

Per 1 juli 2016 is de wet Huis voor klokkenluiders in werking getreden. Deze wet is erop gericht dat mensen die misstanden op hun werk melden geen nadelige gevolgen van hun melding zullen ondervinden. Het is voorgekomen, dat werknemers die ‘de klok hebben geluid’ zijn gepest, bedreigd, geïsoleerd, geschorst of zelfs ontslagen. Organisaties waar  meer dan 50 werknemers werkzaam zijn, zijn verplicht een klokkenluidersregeling te hebben. Binnenkort vallen zelfstandigen zonder personeel en vrijwilligers ook onder de bescherming van het nieuwe Huis voor klokkenluiders. De Eerste Kamer is van mening dat het huis iedereen, die werkt bij een organisatie, moet beschermen wanneer die een misstand meldt, dus ook zzp’ers en vrijwilligers.

Uitgangspunt is dat een vermoeden  van een misstand eerst intern aan de kaak wordt gesteld, zodat organisaties in staat worden gesteld zelf onderzoek te verrichten. Eerst als dat niet tot verbetering leidt kan een werknemer zijn vermoeden extern melden.

Interne regeling

In deze klokkenluidersregeling moet het volgende worden geregeld:

  • procedure over afhandeling van interne meldingen van vermoedelijke misstanden;
  • de definitie van een vermoedelijke misstand;
  • bij welke functionaris of functionarissen een vermoedelijke misstand kan worden gemeld;
  • de verplichting voor de organisatie om de melding vertrouwelijk te behandelen, indien de werknemer dit verlangt;
  • de mogelijkheid voor werknemers om een adviseur in vertrouwen te raadplegen over een vermoedelijke misstand.

‘Huis voor klokkenluiders’

Voor externe meldingen is het Huis voor klokkenluiders opgericht. Dit Huis heeft een afdeling advies en een afdeling onderzoek.

De afdeling advies heeft als taak om werknemers te informeren, adviseren en ondersteunen over welke stappen kunnen en moeten worden genomen om een vermoedelijke misstand te melden (intern of extern).

Bij de afdeling onderzoek kan een vermoedelijke misstand worden gemeld voor zover het maatschappelijk belang ernstig in het geding is. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in geval van schending van een wettelijk voorschrift, een gevaar voor de volksgezondheid, een gevaar voor de veiligheid van personen of aantasting van het milieu. Werknemers kunnen de afdeling onderzoek verzoeken om een onderzoek in te stellen. De afdeling onderzoek heeft als taak om:

  • te beoordelen of een verzoek van een werknemer ontvankelijk is;
  • een onderzoek in te stellen naar de vermoedelijke misstand en de manier waarop de betreffende organisatie de interne melding heeft behandeld;
  • een onderzoek in te stellen naar een vermoedelijke misstand naar aanleiding van één of meerdere adviesvragen;
  • algemene aanbevelingen te geven hoe de betreffende organisatie een misstand moet oplossen.

Organisaties die te maken hebben met een melding, zijn op basis van de Wet Huis voor klokkenluiders verplicht mee te werken aan een onderzoek.